Is de schoonmaker effectiever bij griep dan de huisarts?

Begin 2018 heeft Nederland te maken met de zwaarste griepepidemie van de afgelopen vier jaar. Opvallend is dat vooral jonge kinderen griep oplopen. De gevolgen op scholen zijn merkbaar. Er zijn niet alleen lege stoeltjes in de klas, ook onderwijzend personeel moet regelmatig onder de wol blijven. In een tijd van personeelskrapte betekent dat: bij gebrek aan een ‘mees ‘of ‘juf’ een hele klas griepvrij geven. In de veronderstelling dat griep ook wordt overgedragen via deurklinken, trapleuningen en andere contactoppervlakken, zet Gom Onderwijs een onderzoek op touw: intensiever schoonmaken, kan dat bijdragen aan minder ziektegevallen in de komende winter? Ja en nee, zeggen de deskundigen.

Een schoonmaakbedrijf dat zich begeeft op het terrein van infectiepreventie: het klinkt minder logisch dan het is, erkent directeur Michel van den Berg van de businessunit Onderwijs van Gom. ‘Als sectorspecialist willen we verder gaan dan alleen maar schoonmaak. We willen met onze dienstverlening vooral waarde toevoegen. Daarom kijk je ook naar eventuele problemen die je klanten bezighouden. Die griepepidemie bleek zo’n probleem te zijn op scholen, met name in het basisonderwijs. Kunnen wij als specialist misschien met een oplossing komen? Ook omdat we vanuit de businessunit Zorg veel kennis hebben van infectiepreventie en zelfs een eigen kenniscentrum.’

Die insteek is verklaarbaar. Bij velen leeft de veronderstelling dat het griepvirus vooral wordt overgedragen via contactvlakken zoals leuningen en deurklinken. Van den Berg: ‘We wilden weten: als je nu dat soort oppervlakten intensiever gaat reinigen of zelfs desinfecteren, kun je dan bijdragen aan het terugbrengen van het aantal zieke docenten en daarmee lesuitval bij een volgende griepepidemie?’

Zware en ongekend lange epidemie

Met name het afgelopen jaar sloeg het virus hard om zich heen. De epidemie duurde 19 weken, terwijl 9 weken het gemiddelde van de laatste jaren is. Van zo’n epidemie is sprake als meer dan 51 mensen per 100.000 inwoners ziek zijn. Dat waren er eind januari officieel 165, volgens het RIVM. Na een daling in februari bereikte het virus in maart met 166 een nieuwe piek. Overigens: het werkelijke aantal zieken was veel hoger, omdat niet iedereen de dokter raadpleegt. De hoogste pieken waren te vinden bij ouderen én bij jonge kinderen. Daardoor raakten ook veel leerkrachten besmet. Veel scholen moesten complete klassen naar huis sturen, omdat vervangers niet te vinden waren. Daarmee zou het Gom-onderzoek weleens een grote maatschappelijke relevantie kunnen hebben.

Deurklinken en trapleuningen

Namens Tensen & Nolte Infectiepreventie schoof Charlotte Vlasveld-Van Dijk bij het onderzoek aan. Zij werkte binnen het Kenniscentrum Infectiepreventie (KIP) van Gom al eerder samen met de businessunit Zorg. ‘Het is iets dat we vaker horen, dat het griepvirus wordt overgebracht via deurklinken en trapleuningen. Maar die veronderstelling is niet helemaal terecht. Ja, een virus kan via een oppervlak worden overgebracht. Hoelang een virus blijft leven is erg afhankelijk van de omgeving, om welk virus het gaat en hoe de vochtigheid is. Je zou bij wijze van spreken dus continu deurklinken en leuningen moeten reinigen, maar je kunt nu eenmaal niet hele dagen schoonmaken.’

De kunst van het niezen

Het is vooral een ander contact dat voor verspreiding van het virus zorgt. Hoestende en niezende patiënten brengen ontelbare kleine druppeltjes met het virus in de lucht, die eenmaal ingeademd weer anderen besmetten. Goed niezen is daarom een kunst, legt Leandra Stroosnijder uit. Zij is Head of Marketing & Product Management voor de Benelux en Zweden bij CWS, leverancier van producten en diensten in sanitaire hygiëne. ‘Moet je hoesten of niezen, doe het dan in de kom van je elleboog. Kan het niet anders, gebruik dan een papieren zakdoekje dat je meteen weggooit. Maar ik kan me heel goed voorstellen dat dat in het basisonderwijs heel lastig wordt. Ook omdat de handen daarna direct moeten worden gewassen. Met je handen zit je echt aan alles. Zodra je met handen na een hoest- of niesbui iets beetpakt, werk je al aan de verspreiding van het virus.’

En juist een simpele - en effectieve - handeling als handen wassen blijkt een probleem, weet zij. Niet toevallig is er zelfs een speciale dag voor in het leven geroepen: Global Handwashing Day, elk jaar op 15 oktober. De ontnuchterende cijfers: 95% van de mensen wast zijn handen niet op de juiste manier, acht van de tien infecties ontstaan door niet goed gewassen handen.

Onzichtbare vijand

Maar hoe dan? Leandra Stroosnijder: ‘Eerst de handen natmaken, dan zeep opbrengen en vervolgens goed wrijven. Zonder de handen te wrijven heeft wassen weinig zin. En daarna drogen met een schone papieren of katoenen handdoek. Ook dat zorgt weer voor die wrijving.’ Charlotte Vlasveld-Van Dijk vult aan: ‘Drogen is het belangrijkste omdat virussen en bacteriën het gemakkelijkste overleven in vochtige omgevingen.’ Overigens, nuanceert Leandra Stroosnijder, ‘van dat virus op je hand word je niet ziek. Dat gebeurt pas als het virus je lichaam binnenkomt als je bijvoorbeeld daarna een broodje eet of aan je mond zit.’

Zowel CWS als Tensen & Nolte steken daarom veel tijd in bewustwording. Een campagne in het onderwijs heeft leraren al gewezen op het belang van goede hygiëne. Charlotte Vlasveld-Van Dijk: ‘Het probleem speelt vooral bij kleine kinderen, die veel met virussen in aanraking komen. Ze niezen, snuiten een keer hun neus, spelen in de speeltuin of knuffelen een huisdier. Voor kinderen is dat moeilijk om te begrijpen. Voor hen is een virus echt een onzichtbare vijand.’

Handenwasmodule ontwikkelen

Het de hele dag door schoonmaken van contactvlakken is praktisch niet haalbaar en onvoldoende effectief. Andere factoren zijn in het spel, die vooral te maken hebben met gedrag en bewustzijn. Voor Michel van den Berg heeft het onderzoek waardevolle output opgeleverd. ‘Contactoppervlakken blijken inderdaad niet de voornaamste boosdoener te zijn. Maar we hebben zeker iets van het onderzoek geleerd; dat het heel belangrijk is dat iemand zijn handen goed wast na een niesbui. Binnen het primair onderwijs hebben we een concept, met Claire als mascotte, waarmee we kinderen bewustmaken van het belang van schoonmaak en toilethygiëne. Ik kan me voorstellen dat we binnen dit concept een extra handenwasmodule ontwikkelen. De eerste verkennende gesprekken daarover hebben we al gevoerd.’