Dertig jaar ontwikkeling in museumbeveiliging
Het is een van de mooiste musea en een van de grotere publiekstrekkers van Amsterdam: de Hermitage. In dit eind zeventiende-eeuwse, voormalige tehuis voor ‘oude besjes’ zijn meesterwerken te bewonderen uit de Hermitage in Sint Petersburg. Hilco Panhuijsen zorgt er sinds de opening van het museum voor de veiligheid. Daarvoor werkte hij 23 jaar in diverse beveiligingsfuncties voor het Rijksmuseum. Wat is er zoal veranderd in die lange periode?
In de beginperiode waren risico’s in musea nog niet echt aan de orde. Mensen kwamen er om in alle rust van de kunstschatten te genieten. Beveiligers heetten toen nog ‘zaalwachters’. En dat was wat zij deden. Wachten tot de diensttijd erop zat. “Beveiliging stond in die tijd nog in de kinderschoenen”, herinnert Panhuijsen zich. “Je werkte voor de Rijksoverheid en dan had je als beveiligingsbeambte niet eens een basisdiploma nodig. Later is dat veranderd, toen het museum verzelfstandigd werd.” Hij had meer in zijn mars dan alleen de hele dag in een of andere zaal aanwezig te zijn. Daarom verhuisde hij naar de meldkamer, waar hij eind jaren negentig de leiding over kreeg. Ook werd hij plaatsvervangend hoofd van de afdeling Bewaking, Beveiliging en Veiligheid van het Rijksmuseum. “Het was in de jaren zeventig en tachtig een erebaantje om in het Rijksmuseum te mogen werken. De beveiligers waren onder andere oud KNIL-militairen en gepensioneerden met een achtergrond in de kunst. Tegenwoordig kan dat echter niet meer. De beveiliging is een serieus vak geworden met een serieuze taak.”
Profiling
In een aantal musea worden beveiligers opgeleid tot profiler. Zij observeren het publiek en spreken personen aan die op de een of andere manier afwijkend gedrag vertonen. Panhuijsen vindt echter dat zo’n opleiding niet nodig zou moeten zijn. “Als dit al geen natuurlijke eigenschap is, zou iemand nooit beveiliger moeten worden.” De Hermitage heeft geen eigen beveiligers in dienst. Er wordt gebruik gemaakt van een vaste ploeg beveiligers van Trigion en daar gaat bij nieuwkomers elke keer een zorgvuldige selectie aan vooraf. Het kunnen en durven nemen van initiatief is daarbij een van de belangrijkste criteria. “Maar de mensen moeten het ook heel leuk vinden om hier te werken. Als je spanning zoekt, kan je beter ergens anders gaan werken, maar als je van samenwerking houdt, ben je hier perfect op je plaats. Wij zijn als het ware één grote familie. Je helpt elkaar, maar je houdt elkaar ook scherp. Dat is hoe we hier werken.” Van tijd tot tijd deelt Panhuijsen zelf ook prikkels uit. “Dan zeg ik: ‘vandaag komt er een speciale bezoeker. Probeer te ontdekken wie het is en of je er iets bijzonders aan opvalt’. Profiling moet van nature in de beveiliger zitten, maar soms is wat extra’s nodig om het in de praktijk te laten brengen.” De coördinator vindt het belangrijk dat de beveiligers alleen opvallen als het nodig is, maar dat zij zich aan de andere kant voortdurend actief dienstverlenend opstellen richting het publiek. “Je moet als beveiliger aan de gang blijven. Anders dut je in.”
Bron van informatie
Panhuijsen overlegt graag met collega’s van andere musea. “We hebben het Beveiligingsoverleg Amsterdamse Musea. Dat was de laatste tijd door alle langdurige verbouwingen wat minder actief, maar op het moment komt de informatieoverdracht weer goed op gang. We praten daar over gebeurtenissen die we hebben meegemaakt en hoe we daarmee zijn omgegaan, maar we bekijken ook nieuwe producten en technieken die op de markt komen. Je doet slimme ideeën op en je voorkomt dat je het wiel opnieuw gaat uitvinden.”
Ook de beveiligingspartners Trigion en Bosch zijn een belangrijke bron van informatie. “Als particulier museum krijgen wij geen overheidssteun, ook niet uit Rusland. Daarom zijn wij financieel volledig afhankelijk van bezoekers en sponsors. Dat dwingt ons om efficiënt met de middelen om te gaan. Aanvankelijk hadden wij bijvoorbeeld rond de klok beveiligers in huis, maar dat hebben we in overleg met Trigion op een verantwoorde manier kunnen terugbrengen naar een bezetting tijdens openingsuren. Doordat er vlakbij een steunpunt is voor de mobiele surveillancedienst, kunnen de beveiligers ook ’s nachts heel snel ter plaatse zijn als dat nodig is.”
Werkvloer
Veel beveiligingsafdelingen vallen tegenwoordig onder het facilitair management. “Ik vind dat niet ideaal”, zegt de coördinator veiligheid van de Hermitage. “De facility manager is doorgaans niet zoveel bezig met beveiligingszaken. Zelf rapporteer ik ook aan de facility manager, maar ik voer zelfstandig het management over alles wat met beveiliging en veiligheid te maken heeft. Dat is toch wel een vak apart.”
Panhuijsen hecht er als oud-beveiliger veel waarde aan om dicht bij de werkvloer te staan. “Een manager hoort niet achter een bureau te zitten. Het is belangrijk dat ook hij het object door en door kent en precies weet wat er dagelijks gebeurt. Wat zijn de kwetsbare plekken? Dat kom je niet te weten als je er niet dagelijks met je neus bovenop staat.”
Een manager hoort niet achter een bureau te zitten. Het is belangrijk dat ook hij het object door en door kent en precies weet wat er dagelijks gebeurt
De coördinator veiligheid is ook erg betrokken bij de technische beveiligingsmaatregelen. De Hermitage beschikt over een geavanceerd systeem dat onafhankelijk van zaalindelingen kan functioneren. Als voor een tentoonstelling extra wanden worden geplaatst of verwijderd, is de projectering van de alarmmelders en camera’s direct aan te passen. “We nodigen regelmatig leveranciers uit die hun nieuwste producten mogen demonstreren. Zo gaan we binnenkort een proef starten met een nieuwe panoramische camera van Bosch. Die kan vanaf het plafond vier normale camera’s vervangen.”
Sensoren
Een verhaal apart vormt de beveiliging van de kunstwerken. “Bij het Rijksmuseum nodigden wij regelmatig bedrijven uit met de vraag of zij voor ons speciale producten konden ontwikkelen. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. De eerste systemen waren eenvoudigweg veel te groot om discreet aan schilderijen te kunnen verbinden. Maar uiteindelijk kwamen we bij fabrikanten als het Deense Profort Engineering met Piccolo Max en ISIS met Aspect Arts uit Londen terecht, die wel konden ontwikkelen wat wij wilden. Alleen de accuduur was vaak nog een bron van ergernis. De belofte was meestal een jaar of zeven, maar veelal moesten wij na drie jaar al tot vervanging overgaan. Intussen zijn die producten belangrijk verbeterd. In de Hermitage hebben wij ook dergelijke systemen, die automatisch de dichtstbijzijnde medewerker alarmeren als iemand te dicht bij een kunstobject komt of het kunstobject in beweging wordt gebracht. Maar we gaan nu kijken of zo’n panoramacamera met intelligente software dat ook kan. Dat betekent dan een belangrijke besparing op kosten en onderhoud. Vanaf 18 juni is bij ons de tentoonstelling Catharina de Grote te zien en dan draaien we meteen een pilot met de nieuwe panorama Bosch-camera.”
Op de proef gesteld
Van tijd tot tijd wordt de beveiliging flink op de proef gesteld, zoals tijdens de bezoeken van de Russische leiders Dmitri Medvedev en Vladimir Poetin. Maar ook Nederlandse staatshoofden en andere hoogwaardigheidsbekleders doen van tijd tot tijd het museum aan. Ook zijn er bijzondere tentoonstellingen, waarbij traditionele beveiligingsmaatregelen niet altijd wenselijk zijn. Dan moet een even effectief alternatief worden bedacht. “We hadden in 2014 het evenement Dining with the Tsars. Daarbij werd uiterst kostbaar serviesgoed tentoongesteld en het was niet de bedoeling dat dit veilig in vitrines werd geplaatst. Dan heb je als beveiligers de uitdaging om ervoor te zorgen dat het publiek er niet aan komt. Zonder techniek is dat niet te doen, maar we konden toch moeilijk sensoren aan de borden en het bestek bevestigen. Dat hebben we toen opgelost door speciale sensoren in de als stoelen vormgegeven afstandhouders rond de tafels te verbergen. Er was niets van te zien, maar het werkte zeer effectief. Bovendien was het niet eens duur.”
De museumnacht behoort ook tot de bijzondere uitdagingen. “De laatste jaren wordt het wat soberder gelukkig, maar we hebben meegemaakt dat het hier echt bal was.”
Collectiehulpverlening
De coördinator veiligheid moet het museum niet alleen behoeden voor ongewenst gedrag van bezoekers, maar gaat ook over alles wat met safety te maken heeft, zoals brandveiligheid en bedrijfshulpverlening. Panhuijsen volgde destijds de opleidingen security management van Bert Duijndam en Rob Ackx en security techniek o.a. van Armand van Bercheycke. Hij gebruikt de DHM-methodiek nog altijd als uitgangspunt voor de beveiliging van het museum. “Ik vind het een overzichtelijke manier van werken, door op basis van mogelijke calamiteiten maatregelen te treffen waarmee je die tijdig kan beheersen. Een van de maatregelen is collectiehulpverlening (CHV), als variant op bedrijfshulpverlening (BHV). Daarbij gaat het om procedures die bij een eventuele brand of waterschade bijvoorbeeld, de schade aan de collectie zo beperkt mogelijk houden. Voor de brandweer hebben wij de bij elke tentoonstelling de belangrijkste stukken geselecteerd, die als dat kan het eerste gered worden bij brand. Verder omschrijft het CHV wat er op het gebied van kunstbereddering en salvage dient te gebeuren, om ook de gevolgschade van brand zo klein mogelijk te houden. Het idee is rond 1998 in het Rijksmuseum ontstaan en wordt nu door vrijwel alle musea gebruikt. We helpen ook elkaar tijdens of na een calamiteit.
Overheid
Soms is voor de preventiemaatregelen aanvullende hulp van de overheid noodzakelijk. Dat is bijvoorbeeld het geval bij bijzondere tentoonstellingen. De overheid stelt zich dan garant voor de verzekering, omdat het museum anders met onbetaalbare premies geconfronteerd zou worden. “Hiervoor is elk jaar een bepaald budget beschikbaar, dus je moet er vroegtijdig bij zijn. Anders gaan de garanties naar andere musea.” Voor 2017 is al een aanvraag ingediend, want dan staat er een tentoonstelling op de planning met grote Hollandse Meesters, die door Sint Petersburg in bruikleen worden gegeven. “Je hebt dan te maken met Russische eisen en die zijn hoog.” Panhuijsen heeft ook meegemaakt dat gewapende beveiliging werd geëist. “Wij gaan ook over de Nieuwe Kerk aan de Dam. Daar werden in 2012 drie fragmenten van de Dode Zeerollen tentoongesteld. Het was heel bijzonder dat die Israël mochten verlaten, maar men wilde dan wel 24 om 7 gewapende beveiligers in de kerk. Wij moesten uitleggen dat dit niet kon in Nederland, maar we moesten de bruikleengever ook overtuigen dat ons alternatief minstens zo veilig was. Door onze goede relatie met de buurtregisseur van politie, konden we met de bruikleengever goede afspraken maken, omdat zij altijd voldoende dicht in de buurt zou zijn om bij een calamiteit op te treden en de Dode Zee rollen werden geplaatst in een beveiligde vitrine, die in geval van brand snel naar een extra beveiligd compartiment gereden kon worden.”
De laatste jaren merkt Panhuijsen dat het overleg met de overheid steeds moeizamer gaat. “Dat heeft te maken met bezuinigingen, maar ook met constante verschuivingen van contactpersonen. Dat maakt het moeilijk om waardevolle relaties in stand te houden en dat is niet goed. We hebben hele goede mensen aan de operationele kanten van de politie en de brandweer. Laten we daar zuinig op zijn!”
Dit portret met Hilco Panhuijsen, coördinator veiligheid van de Hermitage Amsterdam, verscheen eerder in vakblad BEVEILIGING editie 2 – 2016 (auteur: Vincent Vreeken)